De verdwenen grens tussen goed en kwaad in Kamp Westerbork. Net na de bevrijding in 1945 moeten bevrijde Joden NSB’ers en SS’ers bewaken

Een groep 'foute' Nederlanders in Interneringskamp Westerbork. Foto: Archief Kamp Westerbork
Het is volgens onderzoeker Bas Kortholt (40) van Herinneringscentrum Kamp Westerbork een bizarre, maar ook relatief onbekende geschiedenis „De leefomstandigheden waren slecht”, verklaart Kortholt het stilzwijgen over het kamp na de sluiting in 1948. „Er waren onvoldoende voorzieningen.” Bijna 100 ‘foute’ geïnterneerden overleven het kamp niet.
Chaos in Nederland
Het was net na de bevrijding chaos in Nederland. Aan eten en materieel was chronisch tekort. Hetzelfde gold voor gevangeniscellen en bewakers. Zo kwam het dat de opgepakte ‘foute’ Nederlanders bewaakt moesten worden door een klein gedeelte van de 876 Joden die op 12 april waren bevrijd door het Canadese leger. Deze bevrijde mensen mochten nog niet vertrekken. Want waarom waren zij in Westerbork achtergebleven en waren de andere duizenden gevangenen wel afgevoerd naar Duitsland? Dat moest eerst worden uitgezocht.
Briefje van Ed van Thijn
In het boek Interneringskamp Westerbork (Guido Abuys en Bast Kortholt) staat deze brief van Van Thijn aan zijn ouders.
Voor even een kindsoldaat
Lieve vader en moeder,
Ik zit al 3 en een halve maand in Westerbork. Ik maak het best goed. Een paar weken geleden hoorden we vreselijk schieten en de zelfde middag kwamen de Canadezen in het kamp. Later kwam één van de ondergrondse en zei dat jullie in Amsterdam waren en later hoorde ik dat Amsterdam en heel bezet Nederland overgegeven was. Gisteren hebben wij voor het eerst witbrood gekregen.
Vele kussen van Eddij, barak 5 (Hooghalen 15-V-1945)
Deze Joden kregen de opdracht om de nieuwe gevangenen te bewaken. In het kamp heerste chaos. Er was amper water, zeep, toiletpapier, kleding, schoeisel en eten. Daarom aten sommige geïnterneerden gras, brandnetels en overgebleven vuilnisresten. Dysenterie, een ernstige vorm van diarree, brak uit. De werkzaamheden waren zwaar. Ook bliezen de Joodse bewakers na jaren van onderdrukking en ontbering stoom af. Daarom was er veel fysiek leed, denk aan lijfstraffen, exercities en mishandeling. Niet elke geïnterneerde kreeg daarmee te maken.
Onderbelicht onderwerp
Kortholt is sinds 2006 aan het herinneringscentrum verbonden en dook destijds voor zijn afstudeerscriptie in deze materie, na overleg met voormalig directeur Dirk Mulder. ,,Ik vroeg toen ik hier kwam afstuderen of er nog een onderwerp was dat onderbelicht was. Toen kwam Dirk met dit onderwerp. Tot in de jaren 90 was er weinig informatie over bekend. Het centrum was voornamelijk gericht op de periode over de Tweede Wereldoorlog. Pas later kwam de vraag of wij ook aan deze periode aandacht wilden besteden.”
Die aandacht kwam er. Mensen die in het kamp geïnterneerd waren vlak na de Tweede Wereldoorlog werden geïnterviewd door Kortholt en zijn collega’s en de groep hoorde heftige verhalen. Vooral het verhaal van de latere burgemeester van Amsterdam, Ed van Thijn, kwam hard binnen. „Van Thijn moest jongvolwassen mannen bewaken. Het is al bizar dat je Joodse mensen vraagt om dat te doen, laat staan dat je een kind vraagt om zo’n taak op zich te nemen. Wie heeft dat bedacht?”
In het boek Interneringskamp Westerbork (2010, Just Publishers) van Kortholt, dat hij schreef over dit onderwerp samen met Guido Abuys, komt ook Van Thijn aan het woord. Hij schetst een beeld van de avond op 24 april.
‘Op de plek waar er vroeger een appèl voor alle Joodse gevangenen had plaatsgevonden, was er nu een appèl voor alle NSB’ers en andere ‘foute’ personen. Dat waren er meteen al heel veel. En onder een Joodse bewaking. Ik herinner mij dat het er ruig aan toe ging, met name die eerste avond. Er was een snijdende sfeer. Je moet niet vergeten, in die periode kwamen de eerste lijsten binnen. De lijsten van het Rode Kruis, met de namen van de mensen die waren omgekomen. Deze lijsten werden langer en langer. Iedereen had er wel familie op staan. De mensen waren dus haatdragend en wraakzuchtig, in die context natuurlijk te begrijpen. De foute Nederlanders kregen bevelen toegeschreeuwd, zoals de Joden gewend waren. Ze kregen porren met geweerkolven. Klappen als ze zich niet netjes gedroegen. Sommigen van die gevangenen moesten kruipend grote afstanden afleggen, terwijl ze geslagen werden. Hun eigen uitwerpselen opeten. Het waren afschuwelijke beelden. Dat heb ik maar één avond meegemaakt.’
Discussie
In de vaste tentoonstelling is een deel gewijd aan deze lastige tijd in het kamp. Ook was er een wisseltentoonstelling in 2008/2009. ,,En dat leverde weer veel reacties op van overlevenden van de Holocaust. Er werd gezegd: ‘Ik snap dat jullie hier aandacht aan besteden, maar doe het niet op deze plek’. Er werd veel discussie over gevoerd. Daarna zijn we ook als herinneringscentrum Drenthe in gegaan om het gesprek aan te gaan in de provincie. Hoe zat het in bijvoorbeeld Hoogeveen, Beilen en Rolde? We kwamen erachter dat er veel over werd gesproken, maar dan wel achter de voordeur. Want naar de ‘foute’ bakker ging je niet.”
Duizenden verschillende van collaboratie verdachte Nederlanders werden gevangen gezet in Kamp Westerbork. ,,De een was onschuldig en zat er omdat hij of zij verstrikt was geraakt in een dorpsruzie, de ander was de meest beruchte Jodenjager van het land en werd ook op die manier herkend door de Joodse mensen in het kamp. Ze werden hier gevangen gehouden, totdat de rechter een uitspraak deed. En dat kon lang duren. Er waren 70.000 dossiers in heel Nederland en dat konden de rechters niet aan.”
Het grootste gedeelte is volgens Kortholt zonder berechting uiteindelijk vrijgelaten, niet omdat zij niet fout waren geweest, maar omdat de rechtsgang teveel zou kosten om deze mensen voor de rechter te brengen. „Dat zegt dus niets over hun daden, maar slechts over de beperkte tijd die er was om mensen voor de rechter te brengen. De meest ‘zware gevallen’ zoals dat toen genoemd werden, werden voor de rechter gebracht.”
Grote legpuzzel
Ondanks alle discussie heeft deze geschiedenis dus een plek in het museum. ,,Het is een levende geschiedenis en het raakt mensen nog steeds aan alle kanten. 80 jaar lijkt lang geleden, maar het ligt allemaal nog heel gevoelig. Keer op keer komt er weer nieuwe informatie boven. Geschiedenis is een grote legpuzzel. Elke keer denk je: zo moet het geweest zijn. Maar als er nieuwe informatie bovenkomt, wordt het toch weer anders.”
De komende jaren gaat het museumgedeelte van het herinneringscentrum op de schop. Dat er aandacht blijft voor het verhaal over het interneringskamp is zeker, maar hoe dat ingevuld gaat worden weet Kortholt nog niet. „Alles is nog in een beginstadium. Een nieuw museum is iets wat je met meerdere groepen moet bespreken. Met Joodse overlevenden, Sinti, Roma, Molukkers en ga zo maar door. Wij willen dat mensen zonder emotionele binding het verhaal te horen krijgen van wat zich hier in al die jaren heeft afgespeeld. Dit moet een plek zijn om heen te komen, om herinneringen te zien en te delen over en met gemeenschappen in de samenleving. En ja, ook dat bizarre en relatief onbekende gedeelte van de geschiedenis hoort daarbij.”