Stille helden van het verzet | Historie

Het graf van Freek de Jonge in Hoogeveen. Foto Albert Metselaar
Helden bestaan niet, dat maakte mij dominee Hoogkamp ooit duidelijk. Hij maakte deel uit van de kern van het verzet in Hoogeveen en omstreken. Je deed wat je doen moest, en voor je het wist deed je meer dan je verwachtte, of niet, maar helden worden gemaakt, op een voetstuk gezet. Wie de beste kruiwagens had, kreeg na de oorlog de meeste aandacht. Maar dat wil niet zeggen dat we met hen de sleutelfiguren van het verzet in Hoogeveen en omstreken te pakken hadden.
Illegaal distributiekantoor
Uit de diverse archieven komen de laatste jaren zoveel verklaringen tevoorschijn, dat we sommige zaken gewoon moeten herzien, op de kop zetten. Eén van de bijzondere zaken is het bonnendepot van het illegale distributiekantoor van het verzet van het District Hoogeveen van de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (=LO). Dat district omvatte de gemeenten Hoogeveen, Ruinen, Zuidwolde en Oosterhesselen, terwijl ook mensen uit aangrenzend Westerbork en Beilen er wel deel van uitmaakten.
De lokale afdeling van de LO van Hoogeveen beheerde het depot voor de illegaal verkregen distributiebonnen. Van daaruit werden de bonnen verdeeld over het hele District. Zelfs een flink deel van de totale behoefte van de provincie Drenthe werd uiteindelijk vanuit dit depot verstrekt. De beheerders hadden een cruciale rol bij het ondersteunen van de vluchtelingen, Joods en niet-Joods.
Hendrik Lip
Eén van de depothouders was Hendrik Lip. Hij was timmerman-aannemer en speelgoedfabrikant met een fabriek voor houten speelgoed. Hendrik Lip (geb. 16-4-1911) woonde op het adres Kanaalweg 60. Hij was in zijn gewone diensttijd korporaal bij het 19 RI. In de mobilisatie en de meidagen van 1940 was hij actief in het gebied van de territoriale bevelhebber Overijssel, waar hij was ingedeeld bij een regiment en een onderdeel dat van het 19 RI was afgeleid: 2-1-43 RI. Hij kreeg een schotwond door de hand, en miste daardoor een vinger. Hendrik Lip was gehuwd met Wubbigje Zomer. Direct na de oorlog werd hij geïnterviewd over het bonnendepot en de geschiedenis daarvan:
‘’Daar Johannes van Aalderen houthandelaar was en dus in dezelfde branche zat als Hendrik, was de verhouding tussen deze twee vriendschappelijk. Johannes van Aalderen was wel overtuigd van de goede gezindheid van Hendrik, zodat hij hem meer dan normaal liet weten. Johannes van Aalderen (Java) had op zijn houtwerf aan de Schutstraat een oud paardestalletje, waar steeds door de KP’ers Nico en Victor (= Jan Naber en Albert Rozeman) gekraakte bonnen werden neergezet. Even werd aan Java een seintje gegeven, waarna deze voor verdere behandeling wel zorgdroeg.
Arrestatie
In het begin van 1944 was Hendrik (Lip) hem hierbij wel eens behulpzaam. Bij een van deze gelegenheden bood Hendrik aan mee te werken, als het ooit nodig mocht zijn. voor het ogenblik bleef het daarbij, daar Java eigenlijk het werk wel af kon. De LO had toen nog geen klappen gehad in Hoogeveen. Na de arrestatie van (Albert Jan) Rozeman en later nog na het onderduiken van Java, Alva, enz. herinnerde Jos zich het aanbod van Hendrik. op een vergadering in Zwolle, waar aanwezig zouden zijn Alva, Java, Henk van Oosten, Jan Bork, Freek de Jonge, zou ook Hendrik tegenwoordig zijn. hierbij werd min of meer officieel de leiding der LO in Hoogeveen aan Freek, Henk van Oosten en Hendrik overgedragen.
Bevend hart
De voorraad die Java in die tijd in huis had was reeds overgegaan naar de kluis van Henk van Oosten, en moest nu vervoerd worden naar Hendrik Lip. Met een bevend hart (volgens Hendrik zelf) haalde hij de partij bonnen enz. op en bracht het bij hem thuis onder. In de korte tijd had hij een prachtige schuilplaats ervoor gemaakt, zodat de zaak weer kon marcheren. In Zwolle had men bepaald dat slechts Freek en Henk van de plaats van het bonnendepot op de hoogte zouden zijn, daar Hendrik anders alle dagen allerlei mensen aan de deur zou hebben, die van alles nodig hadden.
Dit bleek echter op den duur toch niet houdbaar, want daar de meeste adressen in Hoogeveen niet meer veilig waren, trok alles bij voorkomende gelegenheden op Hendrik af. Automatisch werd het huis van Hendrik weer een centrum voor allerlei verboden werk. Soms had hij zes à acht man tegelijk in huis.”
Nooit een Yad Vashem-onderscheiding gekregen
Hendrik Lip heeft nooit de naoorlogse erkenning gekregen die hij verdiende. Zijn naam is in heel wat publicaties achterwege gebleven. Een Yad Vashem-onderscheiding heeft hij niet gekregen, terwijl alle Joden in het District Hoogeveen van de LO konden overleven mede op de bonnen die hij beheerde en verstrekte. Hij doorstond een huiszoeking, en werd daarna één van de vergeten mensen van de Binnenlandse Strijdkrachten, bewakingstroepen.
Wedstrijdje met NSB-burgemeester
Freek de Jonge en Henk van Oosten missen we ook bij de Yad-Vashem-onderscheidingen. Ze voerden samen met Hendrik Lip de verspreiding van de bonnen uit. Oorlog is geen wedstrijd, iedere vluchteling die geholpen wordt is er één, maar we snappen soms pas wat de betekenis van mensen was, als we er wel cijfers aan verbinden. Freek de Jonge heeft een verklaring nagelaten, waarin hij melding maakt 1000-1200 onderduikers uit het District Hoogeveen, waarvoor met distributiebonnen, valse verklaringen, valse persoonsbewijzen en meer materiaal werd gezorgd. We lezen zelfs over een soort wedstrijdje met de NSB-burgemeester van Hoogeveen. Die had steeds weer nieuwe controlezegeltjes ingevoerd om te voorkomen dat mensen valse papieren konden gebruiken, en Freek de Jonge en zijn ondersteuners hadden soms de valse zegeltjes al klaarliggen voor de echte ingevoerd werden. We doen een stapje hoger. De provincie Drenthe, als regio boven het District Hoogeveen. Arnold Zandbergen was één van de leiders, tot hij moest onderduiken. Binnen Drenthe werd door de LO gezorgd voor 5000-6000 onderduikers. Arnold Zandbergen zoeken we ook vergeefs bij bovengenoemde onderscheiding. Geen kruiwagen, geen status. Deze getallen gaan alleen over die onderduikers, die de LO echt nodig hadden. Velen konden terugvallen op familieleden, en hadden de steun niet nodig.