Familie Winkel deel 2 | Scheepsjournaal Drentse Praam

De Fremar het schip dat zonk.

De Fremar het schip dat zonk. Foto Albert Wolting

In 1897 liet de Hoogeveense schipper Roelof Winkel (1863-1937) een tjalk bouwen van 114 ton bij scheepswerf Barkmeyer in Sneek. Het was een zeilschip. En kreeg de naam Johanna. In 1923 werd er een HaEs gloeikopmotor ingebouwd van 35 pk. De zoon van Roelof, Fredrik Winkel (1904-1988), nam het schip van zijn vader over. Zijn zoon Frans (1930) kan zich het leven aan boord nog goed herinneren.

Toen Frans van de lagere school aan boord kwam verving hij de knecht. Naast het varen deed hij allerlei werk aan boord. Schuren, verf afsteken, teren en schilderen waren steeds terugkomende bezigheden. Ook luiken waterdicht maken behoorde tot het onderhoud. Tussen de naden kwam een strook lint te zitten. Die noemde men de presenning. Het lint werd in de teer gezet. De gloeikopmotor starten was een werkje op zich. De kop van de motor werd eerst 15 minuten met een gasbrander roodgloeiend gestookt. Het grote vliegwiel werd tegen de compressie aan gedraaid. Er waren cilinders met perslucht aan boord. Met die perslucht werd dan de motor gestart. Tijdens het varen moesten de perscilinders weer gevuld worden voor de volgende start.

Oorlog

In de oorlogsjaren ging het varen door. Schepen waren vaak doelwit van beschietingen. Zo gebeurde het eens terwijl de Johanna een brug passeerde dat vliegtuigen laag over kwamen. Frans had een klein broertje en zusje, een tweeling, hij greep de peuters onder elke arm één en vluchtte de wal op. Een andere keer werd het schip in de bosjes geduwd en maakte iedereen dat die van boord kwam. De spoorbrug nabij Lichtmis werd gebombardeerd en de doorvaart was onmogelijk. Het beurtschip van Dedemsvaart lag met bestemming Zwolle en Apeldoorn aan de ene kant. Aan de andere zijde van de spoorbrug lag de ongeladen Johanna. De lading van het beurtschip werd overgeladen in de Johanna en bracht deze naar de bestemming in Zwolle en Apeldoorn. Op deze plaatsen werden weer goederen ingenomen voor bestemming Dedemsvaart. Bij de gestremde spoorbrug werd alles weer overgeladen van het ene in het andere schip. Dat zal een arbeidsintensieve klus geweest zijn. Totdat de spoorbrug hersteld was heeft deze pendeldienst van de Johanna geduurd. Frans kreeg de kans om naar de ULO te gaan. Vervolgens ging hij naar de HTS en studeerde Weg en Waterbouw. Hij kwam in het bedrijfsleven terecht en heeft daar tot zijn pensioen gewerkt.

IJkpunten

Rederij Winkel Fredrik Winkel kocht na de oorlog er een paar schepen bij. Hier gingen zetschippers op varen. Ook zijn zonen Roel en Fremar gingen op één van de schepen varen. Veel ervaring hadden ze nog niet. Een schip mag niet dieper liggen dan de ijkpunten die aan de zijkant op het schip zitten. Op het IJmeer moest zand geladen worden voor Amsterdam. Toen Roel beduidde te stoppen met laden duurde het nog even voordat de zandstroom ophield. Het schip lag toen veel te diep. Het werd een riskante tocht die gelukkig goed afliep.

Scheepsramp

De gebroeders Winkel hadden in Maastricht cement geladen. Toen ze bij de sluis van Sambeek kwamen zagen ze het andere schip van vader Winkel onbemand voor de sluis drijven. Op de sluis werd contact opgenomen met senior. Een uur later belden ze weer met hun vader: want toen ze bij hun eigen schip terugkwamen was dat gezonken. Een sleepaak was er achterop gevaren, de trekkende sleepboot had hun schip net kunnen ontwijken. De lading cement veranderde in een blok beton. Na berging werd het schip gesloopt. Een eindeloos getrek met de verzekeringsmaatschappij was frustrerend. Uiteindelijke kregen ze hun gelijk maar het was het onfortuinlijke einde van rederij Winkel.