De eikel, de boom en de worsteling | Historie
Historicus Albert Metselaar duikt wekelijks voor de Hoogeveensche Courant in het verleden. Deze keer: de zomereik in Hollandscheveld.

Het huis, kort voor de afbraak, de eik vol in het blad. Foto: Foto Albert Metselaar
In 1918 werd de Landarbeiderswet aangenomen. Daardoor werden landarbeiders in staat gesteld om met ondersteuning van de Staat een boerderijtje te stichten, waardoor ze meer gebonden werden aan een streek en voldoende bestaan konden verwerven, naast het loon dat ze als landarbeider zouden kunnen blijven verdienen. Wolter Kroezen (geb. 8-11-1895, gemeente Beilen) maakte daar gebruik van. Hij kocht 74 are en 90 centiare land op de noordkant van de Van der Sleenswijk, op de Alteveerse Wijken. Het ging om de kadastrale sectie N 812 en een gedeelte van N 486. Voor de bouw van de woning leende hij f 1500,- en voor de grond f 550,-. Een bedrag van f 1840,- werd geleend van de gemeente Hoogeveen op 19 januari 1921.
Wolter had zelf ook nog wat geld gespaard. De grond werd gekocht van landbouwers Jan Lip en Hendrik Hendriks Lip uit Hollandscheveld, en de landbouwers Sake Pol en Geuchien Sok uit Alteveer. Dat jaar werd het boerderijtje gebouwd. Het is het pand dat we later zouden leren kennen als ‘aan de Albartsweg’. Aanvankelijk sprak men van woning Riegshoogtendijk F 131b, al lag het ook een flink stuk van die dijk af. Later werd dit Riegshoogtendijk 52, en na hernummering van 94. De bewoners voelden zich ook geen deel van Alteveer. Ze waren deel van Hollandscheveld, wat het adres bevestigde.