100 jaar geleden: De gortdroge zomer met nachtvorst van 1921
Historicus Albert Metselaar duikt wekelijks voor de Hoogeveensche Courant in het verleden. Deze keer: de gortdroge zomer met nachtvorst van 100 jaar geleden.

Loop naar de pomp. Bij enkele centrale pompen in het hoofddorp was altijd wat te halen. Foto: Archief Albert Metselaar
Er zullen weinig mensen meer zijn die twijfelen aan de klimaatveranderingen van onze tijd. Maar droogte of ander extreem weer kon ook in andere perioden voorkomen, ook zo intensief dat mensen niet wisten wat hen overkwam. We gaan vandaag terug naar de zomer van 1921. De Hoogeveensche Courant woensdag 20 juli 1921 opslaan, en we komen direct al zulk gek weer tegen, dat je er warm en koud van krijgt: “De waterstand van het Krakeelse Opgaande is ten gevolge van de aanhoudende droogte zodanig geworden, dat de melkboten aanstaande maandag daarin niet meer zullen aren en de melk dan per wagen naar de fabriek moet worden vervoerd, evenals des winters bij ijsbezetting, zeer ten ongerieve van de bewoners dier streek. Naar regen wordt verlangd; de bui van zondagnacht heeft weinig verkwikking gebracht, maar morgen hopen velen toch nog op mooi weer. (….) Hollandscheveld. De vorst van verleden week heeft hier nogal schade aangericht. Verscheiden percelen aardappelen zijn bevroren, waar, met deze droogte, niet veel van terecht zal komen. Het onweer van vannacht heeft behalve ene paar bomen, hier geen onheil veroorzaakt. De regen, hoewel niet veel, is welkom, maar wel laat. ’t Helpt niet veel meer, de weiden zijn zo dor, dat er enige tijd verlopen zal voordat ze weer groen zijn, ook al slaat het weer om. Naar we vernemen zijn alhier van ene paar gezinnen enkele personen ernstig ziek geworden, doordat ze water uit een wijk gedronken hadden. ’t Water is ook wel zó slecht, dat men zich, door het ongekookt te gebruiken, gemakkelijk een ziekte op de hals kan halen. De personen die ziek waren leden aan braken en diarree, maar zijn gelukkig weer beterende. Men zij door dit geval gewaarschuwd. Nieuwlande. De geweldige droogte der laatste weken is oorzaak dat vele veldgewassen voor hun tijd wegsterven. Aardappels ’t zij vroege of late soorten, niets blijkt bestand. ’t Gevolg zal zijn een geringe opbrengst en waarschijnlijk weinig zetmeel. In de nacht van 15 op 16 juli heeft het hier nog sterk gevroren, tengevolge waarvan tuinbonen en andere gewassen op sommige plaatsen erg zijn beschadigd. Dat mag, nu reeds 4 weken na de langste dag, iets zeldzaamst genoemd worden. Volgens mededeling is het niet mogelijk wegens de tegenwoordige lage waterstand de steenaanvoer voor de in aanleg zijnde straatweg alhier direct te doen plaats hebben. (….) Tijden van grote droogte heeft men gekend in 1858, 1862 en 1893, doch geen van deze van zo lange duur als dit jaar. Van de laatste 12 maanden was slechts in 3 de regenval boven normaal, de overige 9 maanden bleef het beneden normaal.”